Atlas van Nederland

Bevolking

Prognose van de bevolkingsgroei per gemeente, 2000 - 2010

 

gemeentelijke indeling 1 januari 1999

 

 

 percentage bevolkingsgroei

 

bron: CBS, gegevens bewerkt door het RIVM (Henriette Giesbers), 2001

 

Prognose van de bevolkingsgroei per gemeente, 1980 - 1990

 

In Nederland zullen de vier grote steden, ondanks een verhoogde inspanning van woningbouw gedurende de jaren tachtig, bijna 125.000 inwoners verliezen. Amsterdam spant de kroon (- 8 %), gevolgd door Den Haag (- 6 %), Rotterdam (- 5 %) en Utrecht (- 2 %). Soms is het bevolkingsverlies van de voorsteden verhoudingsgewijs nog hoger. De zogenaamde groeikernen leveren de voornaamste compensatie binnen deze stadsgewesten, ook al wordt voor de jaren negentig voor een aantal van deze nieuwe steden met een vermindering van de groei rekening gehouden blijkens de structuurschets Stedelijke Gebieden (1983). Voor Amsterdam moet deze opvang plaatsvinden in de Zuidelijke IJsselmeerpolders (Almere, Lelystad) en in Midden-Noord-Holland, waar Alkmaar, Hoorn en Purmerend te zamen ruim 50.000 inwoners meer zullen krijgen in dit decennium. Voor Den Haag zullen Zoetermeer en in de toekomst ook Leidschendam deze taak vervullen, rond Rotterdam vangen vooral Capelle aan den IJssel en Spijkenisse het bevolkingsverlies van Rotterdam op (samen een groei van 40.000 inwoners) en zal ook Hellevoetsluis nog enige tijd deze rol vervullen. Voor de stad Utrecht geldt dat in Nieuwegein en Houten aanzienlijk meer inwoners in de jaren tachtig zullen komen dan deze stad verliest (35.000 tegen 4.600). In Midden-Nederland gaat de groeistad Amersfoort tegen 1990 steeds duidelijker als opvangcentrum fungeren. In de Randstad zullen enkele oude suburbanisatiegebieden met (voortgaande) bevolkingsvermindering te kampen krijgen (Zuid-Kennemerland, het Gooi, uitgezonderd de groeikern Huizen, de Utrechtse Heuvelrug en het vergelijkbare gebied van de zuidelijke Veluwezoom). Vrijwel alle steden tussen 75.000 en 150.000 inwoners maken een zeer bescheiden groei door, sommige mede dankzij hun status als groeistad (Groningen, Zwolle, Breda). Soms wordt een licht verlies ruimschoots goed gemaakt door een nabijgelegen groeikern (Duiven-Westervoort bij Arnhem, Helmond bij Eindhoven) of randgemeenten. De meeste landelijke gebieden laten in de jaren tachtig nog groei zien, zeker de tuinbouwgebieden. Kleine steden en centrumdorpen vervullen een regionale opvangtaak. Bij gebrek aan bestaansbronnen zullen in het Noorden enkele plattelandsgebieden van groei verstoken zijn, ook in zuidelijk Limburg en westelijk Zeeuws-Vlaanderen geldt dit. Daar staat tegenover dat enkele orthodox-protestantse gebieden een forse groei te zien geven vanwege hoge natuurlijke aanwas.

 

gemeentelijke indeling 1 januari 1982

 

 

 percentage bevolkingsgroei

 

bron: Atlas van Nederland, deel 1: Bevolking, 1984

copyright: 2001, Stichting Wetenschappelijke Atlas van Nederland